Door de grond goed te bemesten zorgen we ervoor
dat de plant voldoende bouwstoffen kan opnemen om zich gezond en liefst
uitbundig te kunnen ontwikkelen. Feitelijk zit er in de mest die wij geven
alleen maar een kleine aanvulling op de bouwstoffen die de plant nodig heeft.
Het leeuwendeel van de massa van planten komt uit de lucht en het water. CO2 en
H2O zijn de voornaamste bouwstoffen wat massa betreft. Voor de verschillende functies
die de plant uitoefent heeft ze natuurlijk ook andere stoffen nodig in kleinere
hoeveelheden.
Bemesting is de finishing touch. Het voornaamste is een goede bodemstructuur en
verder een goede vruchtwisseling om ziektes te voorkomen. De plant moet zich
goed voelen, maar je mag ook geen grove fouten maken bij de dosering van de
bemesting. De door ons gebruikte mestsoorten staan hieronder beschreven.
Stalmest
Al dan niet vercomposteerde koemest uit de
grupstal is de traditionele bemesting voor onze kwekerij. Helaas is deze mest
steeds moeilijker te krijgen. Vaak wordt paardenmest gebruikt als vervanging.
Deze is heel verschillend van koemest. We kunnen een soort indeling naar
warmtewerking maken en dat duidt dan ook op de snelheid waarmee de mest verteert.
Warm |
|
|
|
Koud |
paard |
schaap |
kip |
koe |
varken |
Verse stalmest wordt net als jonge compost snel verteerd in de bodem. Wanneer je
mest vercomposteert treden er verliezen op van organische stof en N en K (±35%).
Maar de organische stof die je overhoudt is hoogwaardiger en bij vers uitrijden
verlies je ook organische stof. In de composthoop kun je het verlies van N en K controleren.
Je moet er voor waken dat er een hele oude totaal verteerde compost ontstaat. Er
moet nog leven in de hoop zitten. Compost is op z’n best in het stadium
voordat wormen de hoop gaan koloniseren. Wormen maken er stabiele humus van. Dat
is erg goed voor de bodem maar weinig groeibevorderend meer.
Paardenmest bevat vaak veel stro omdat paarden een luxe leven lijden en mooi
schoon moeten blijven. Wanneer je hier een hoop van opzet zie je dat deze snel
warm wordt en heftig verteert. Daarbij gaat veel verloren. Beter is het deze vercompostering
te sturen door er wat vers plantaardig materiaal aan toe te voegen,
bijvoorbeeld gras. In ieder geval moet je ervoor zorgen dat de hoop niet
opdroogt.
Groenbemesters
Dit zijn
gewassen die worden gezaaid als bodemverbeteraars; we verwachten er dus geen
oogst van.
De functie van groenbemesting is het vermeerderen van de organische stof in de
bodem. Je voegt dus feitelijk geen voeding toe aan de aarde, maar je maakt de
aarde wel geschikter om een buffer aan voedingsstoffen op te slaan. Planten
nemen CO2 op uit de lucht. Dit doen alle planten, dus hoeven ze niet op
groenbemesters te wachten om dat voor hen te doen. Met de oogst van planten
wordt samen met de elementaire voedingstoffen ook een deel van de in die plant
opgebouwde CO2 afgevoerd die een rol had kunnen spelen bij de humusopbouw. Er blijft
overigens telkens nog een groot deel achter in de niet geoogste
plantendelen zoals wortels en bladeren. Van deze extra CO2 kan dus humus worden
gemaakt in de bodem. Humus werkt als een soort spons voor
voedingstoffen.
Verder is het zo dat een groenbemester in de winter voedingsstoffen opneemt die
voor een deel anders uit zouden spoelen naar diepe bodemlagen waar de wortels
van de planten het niet meer terug kunnen halen. Wanneer een gewas rijk bemest
is geweest blijft er na de oogst ook relatief veel voeding achter. Hier kan de
groenbemester van profiteren, want een groenbemester gebruikt ook
voedingsstoffen. Wat in de groenbemester is opgenomen kan in de herfst niet
uitspoelen. In de gangbare boomteelt wordt een lichte mestgift aanbevolen om het
gewas goed aan de groei te krijgen. Je loopt zo wel het risico toch weer meer
uitspoeling te veroorzaken, vooral als je deze bemesting erg laat in het jaar
uitvoert. Maar wanneer men (zoals wij) op heel lichte zandgrond teelt, is het wel
aan te raden je groenbemesting serieus te nemen en door een kleine mestgift
ervoor te zorgen dat het een mooi gewas wordt met een goede opbrengst aan
organische stof.
Gele
mosterd
Bladrammenas
Groenbemesters mogen niet tot bloei komen. Wanneer de planten bloeien worden ze
taai en moeilijk verteerbaar. Het omvormen van deze taaie stengels tot humus gaat
te langzaam en in plaats van in het voorjaar voedingsstoffen vrij te geven,
blokkeert de groenbemester die afgifte juist. Het verteren van ruwe stengels tot
humus kost stikstof in plaats van het op te leveren. Het is
daarom van belang een goed moment te kiezen voor het zaaien van de
groenbemesting. Bij te vroeg zaaien kan mosterd of phacelia nog voor de winter
gaan bloeien wat niet de bedoeling is. Zaaien we te laat, dan heeft het weinig
zin meer. In het najaar telt elke dag omdat de temperatuur en het licht afnemen.
In het voorjaar maakt het minder verschil of we iets vroeger of later zaaien
omdat de groei omstandigheden elke dag beter worden en later gezaaide gewassen
dus eerder gezaaide in kunnen halen. Soms gebeurt het dat het gewas eerder in
bloei komt dan onze bedoeling is. We werken dit dan onder en zaaien er eventueel
een nieuwe groenbemester in.
Wanneer we in het voorjaar de grond weer willen gebruiken is het belangrijk dat
de groenbemesting tegen die tijd helemaal verteerd is. We kiezen daarom voor
groenbemesters die niet alleen in de vruchtwisseling passen maar ook nog
doodvriezen in de winter. Dat is in ons geval bladramanas of mosterd.
Belangrijk is verder dat we erop letten dat groenbemesting geen schuilplaats
biedt aan lastige onkruiden. Wanneer het nog te vroeg is om te zaaien kunnen we
de grond nog enige tijd braak laten liggen. Het onkruid krijgt dan een kans om te
kiemen en we kunnen door een grondbewerking veel onkruidzaad kwijtraken. Wanneer
de grond echt veel onkruidzaad bevat is het beter uitsluitend te braken dus geen
groenbemester meer te zaaien. Een goede groenbemester maakt veel bladmassa en
bedekt de bodem volledig, waardoor onkruiden geen kans krijgen.
Op sommige percelen zaaien we (raai)gras als groenbemester. Het voordeel hiervan
is dat gras makkelijk onkruidvrij te houden is en dat er redelijk veel
organische stof af komt. Het nadeel van gras als groenbemester is de opslag in
de volgende teelt.
Kunstmest
Voor een duurzame boomteelt zijn zowel
organische als minerale meststoffen nodig. Organische meststoffen bevatten
waardevolle voedingsstoffen voor gewassen en dit bijproduct van de landbouw
moet, wanneer het beschikbaar is, zeker worden gebruikt. Organische mest bevat
echter binnen de huidige regels voor het uitrijden van deze mest onvoldoende
voedingsstoffen om de totale gewasbehoefte te vullen. Minerale meststoffen
moeten daarom voor een aanvulling van deze voedingsstoffen zorgen. Met behulp
van zogenoemde bemestingsprogramma's is te bepalen hoe organische meststoffen in
combinatie met minerale meststoffen te gebruiken zijn voor een optimale
plantenvoeding.
Elk gewas heeft namelijk een andere behoefte aan voedingsstoffen. Overigens
wordt er nu wel aan gewerkt om de gehaltes in organische mest constanter te
maken. Ander nadeel van organische mest is dat een deel van de stikstof in de
mest niet tijdens het groeiseizoen beschikbaar is voor het gewas. Een deel komt
vrij tijdens periodes dat er geen gewas op het veld staat en kan dan dus
uitspoelen naar het grondwater. Het laatste nadeel is dat tijdens de opslag en het
uitrijden van de organische mest ammoniakverliezen optreden. Ammoniak heeft een
verzurend effect op het milieu.
Bij kunstmest zijn de gehalten in de meststof bekend en zijn de voedingsstoffen
vaak snel opneembaar voor de plant.
Kunstmest wordt alleen als bijbemesting
gebruikt. De
enige kunstmestgiften worden plaatselijk gestrooid waar de planten duidelijk een
tekort hebben aan bepaalde sporenelementen.
Voor meer informatie kunt u
contact opnemen met:
Handelskwekerij Mouws
Ellewaard 6
Tel: +31[0]61 505 8233
Fax: +31[0]842 236 412 / [+31]765 985 126
E-Mail: info@mouws.com
|